”Ik vind er geen zak aan” is duidelijke taal en hopelijk geldt dat niet voor mijn verhaaltjes.
”Ge keu mijne zak opblaozen” mogen we onder onwelvoeglijk taalgebruik scharen.
Net als iemand toevoegen dat hij een zakkenwasser is.
Woorden zoals balzak, rotzak en klootzak hebben duidelijk iets met mannen te maken.
Maar als we het over de zak van Sinterklaas hebben dan praten we over een baalzak en de zak van Zuid-Beveland is in het voorjaar erg mooi door de vele bloeiende meidoorns.
Zegt men: ”die heb ik in mijn zakken zitten” dan wordt die persoon doorzien.
Als iemand tegen je zegt, ”die kun je in je zak steken” dan hebben ze je fijntjes te pakken.
Er zijn veel voorwerpen die men letterlijk in de zak kan steken, zoals een zakdoek, een zakflacon, een zakmes of een zaklamp.
Als je een kat in de zak gekocht hebt, dan kun je in zak en as zitten.
Afzakken naar een cafeetje is leuk en daar doorzakken is nog leuker.
Een zak in de weg is daarna lastig als je er met de fiets moet passeren.
Kom je dan met een geschaafd gezicht thuis dan krijg je onder uit de zak.
Opzakken doe je op het land met petetten die uitgereden zijn.
Dan kan de laatste zak aan de collega-knecht worden opgegeven om diens rug te sparen.
Maar, als je ”de leste man de zak opgeeft”, dan vertrek je als laatste uit het café.
Ut is maor da gut weet.
Ward